In de zakelijke sfeer is het zeer gebruikelijk om een auto niet te kopen, maar deze te leasen. Ook in de privésfeer wordt inmiddels regelmatig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een auto te leasen.
Dit als alternatief voor de financiering van de aankoop via een persoonlijke lening. De wijze van financiering van de auto kan van belang zijn voor de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). In dit artikel bespreken we eerst de fiscale behandeling van de auto en eventuele financiering, daarna de fiscale behandeling van private lease.
Een auto behoort tot de bezittingen van een belastingplichtige. Voor de belastingheffing in box 3 geldt echter dat roerende zaken slechts als bezitting in aanmerking worden genomen indien zij niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of indien zij hoofdzakelijk als belegging dienen. Een auto die in privé wordt aangeschaft behoort daarmee dus niet tot de bezitting die in box 3 in de belastingheffing worden betrokken.
Indien de auto wordt gefinancierd met spaartegoeden vermindert deze aanwending van de spaartegoeden het totaal van bezittingen dat in box 3 in aanmerking wordt genomen.
Indien de auto wordt gefinancierd door, bijvoorbeeld het aangaan van een persoonlijke lening, wijzigen de bezittingen van de belastingplichtige niet, maar ontstaat wel een schuld.
Voor de fiscale gevolgen in box 3 maakt het verschil of de auto is gefinancierd door aanwending van spaartegoeden of een lening. Bij de belastingheffing in box 3 wordt het inkomen immers bepaald op basis van forfaits. Voor spaartegoeden wordt in 2024 een forfaitair rendement in aanmerking genomen van 0,01% (definitief percentage wordt begin 2025 pas bekend gemaakt). Voor schulden wordt een forfaitair rendement van 2,46% (definitief percentage wordt begin 2025 pas bekend gemaakt) in aanmerking genomen.
Inmiddels zijn vragen opgeworpen over de fiscale behandeling van een leaseovereenkomst. De Kennisgroep van de Belastingdienst heeft daarover recent een standpunt ingenomen. De Belastingdienst stelt dat private leaseovereenkomsten normaal gesproken altijd een vorm van operational lease zijn. Dit houdt in dat:
Uit de jurisprudentie blijkt dat aan de definitie van huur, zoals opgenomen in artikel 7:201 BW is voldaan als een object in lease wordt gegeven tegen betaling van een maandelijkse leasetermijn. Bij operational lease is dat het geval. De lessee krijgt dus niet de eigendom van de auto, maar slechts een gebruiksrecht. In de Wet IB 2001 is geregeld dat rechten op roerende zaken tot de in box 3 in aanmerking te nemen bezittingen behoren. Dit geldt dus ook voor het gebruiksrecht dat uit de leaseovereenkomst voortkomt. Op grond van artikel 5.19, lid 4 Wet IB 2001 wordt de waarde van een dergelijk gebruiksrecht echter op nihil gesteld als het gebruiksrecht is verleend tegen een zakelijke vergoeding die wordt voldaan in regelmatig vervallende betalingstermijnen, die betrekking hebben op hoogstens één jaar. De Belastingdienst stelt vast dat dit bij de gebruikelijke private leaseovereenkomsten doorgaans het geval is. Met betrekking tot deze overeenkomsten wordt dus geen bezitting en/of schuld in box 3 in aanmerking genomen.
Indien de vergoeding niet zakelijk is, de betalingstermijnen niet regelmatig vervallen en/of de betalingstermijnen betrekking hebben op een tijdvak van meer dan een jaar, dienen zowel de genotsrechten als de daarmee samenhangende schulden te worden gewaardeerd. Stel dat een private leaseovereenkomst wordt afgesloten voor een periode van 48 maanden en de zakelijke vergoeding elke 16 maanden wordt voldaan. De betalingstermijnen zijn dan wel periodiek, maar hebben betrekking op een tijdvak van meer dan een jaar. De genotsrechten en de daarmee samenhangende schulden moeten dan worden gewaardeerd. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele vorderingen en met het feit dat de vrijstelling voor de, voor persoonlijke doeleinden gebruikte zaken, niet van toepassing is op rechten op dergelijke zaken.
Bij de aanschaf van een auto in privé is de wijze van financiering van belang voor de belastingheffing in box 3.