Werknemers die gratis of goedkope privékilometers rijden in een auto van de zaak hebben een voordeel ten opzichte van degenen die hun privékilometers zelf moeten betalen. Ondernemers hebben een voordeel omdat ze die kosten van hun winst kunnen aftrekken. De particuliere autorijder kan dat niet. Dit voordeel wordt als inkomen belast door een vast percentage van de catalogusprijs (inclusief BTW en BPM) van de auto bij het loon of bij de winst te tellen. Een eigen bijdrage voor privégebruik wordt van de bijtelling afgetrokken. De vergoeding moet daadwerkelijk een bijdrage zijn in de kosten van privégebruik. Een bijdrage voor een auto die in een hogere klasse valt dan voor deze werknemer maximaal is toegestaan is in principe niet aftrekbaar van de bijtelling.
Hoeveel privékilometers iemand echt rijdt maakt niet uit. Eerlijker zou het zijn om de waarde van de gratis kilometers per geval vast te stellen, maar dat zou veel werk opleveren voor zowel de autorijder als de Belastingdienst. Daarom is gekozen voor een ruwe benadering in de vorm van een vaste bijtelling. Het gevolg is dat een veelrijder per privékilometer minder belasting betaalt dan de meer bescheiden privérijder. Een vereenvoudigd voorbeeld maak dat duidelijk:
Collega’s Jessica en Klaas rijden allebei in hetzelfde type (benzine)auto met een cataloguswaarde van € 30.000. Zakelijk rijden zij allebei 20.000 kilometer per jaar. Hun inkomstenbelastingtarief is 37%. Voor hun auto geldt een bijtelling van 22%. Beiden betalen zij 37% over 22% van € 30.000, dat is € 2.442.
Jessica trekt in haar vakanties graag met haar auto door Europa . Ze rijdt wel 15.000 privé kilometers per jaar. Dat kost haar dus € 2.442/15.000 = 16,3 cent per kilometer.
Klaas rijdt zijn privékilometers vooral per fiets. Met zijn zakenauto komt hij niet verder dan 3.000 privékilometer per jaar. Zijn privékilometer kost hem dus € 2.442/3.000 = 81,4 cent.
Jessica is goedkoop uit. Volgens de ANWB-berekening kost haar type auto ongeveer € 0,35 per kilometer, veel minder dan de belasting die zij betaalt. Klaas betaalt met € 0,81 per kilometer veel meer belasting dan de werkelijke prijs. Hij vraagt zich af of het wel voordelig is om een auto van de baas te gebruiken voor zijn privékilometers.
Klaas kan ervoor kiezen om minder dan 500 privékilometers te rijden met zijn zakenauto. Daarvoor moet hij wel een sluitende rittenadministratie bijhouden. De Belastingdienst eist een zeer nauwkeurige registratie van alle ritten. Hij moet het aantal gereden kilometers bijhouden en per rit vermelden waar hij heen ging en waarom. De Belastingdienst controleert streng, bijvoorbeeld door op parkeerplaatsen van meubelboulevards en pretparken kentekens te registreren. Klaas moet bij de Belastingdienst een “verklaring geen privégebruik” aanvragen, en afgeven aan zijn werkgever.
Een andere mogelijkheid is afzien van de zakenauto, in ruil voor een vergoeding per zakelijke kilometer. Als zijn baas hem de maximale vrijgestelde vergoeding van € 0,19 per kilometer uitbetaalt, heeft hij een budget van 20.000 x € 0,19 = € 2.850 per jaar. Omdat hij van dat bedrag ook zijn zakelijke kilometers moet betalen is hij met deze optie niet beter af. In andere gevallen kan de rekensom een andere uitkomst hebben. Bijvoorbeeld als de werkgever bereid is een hogere vergoeding te betalen, of als de verhouding tussen zakelijke en privékilometers anders is. De berekening van de gevolgen blijft altijd maatwerk.
Voor auto’s die CO2 uitstoten, al is het maar 1 gram per kilometer, wordt al enkele jaren 22% van de catalogusprijs, inclusief BTW en BPM, bij het inkomen geteld. Voor 2022 verandert dat niet.
Om het gebruik van emissieloze auto’s te bevorderen krijgen de zakelijke rijders een korting op de bijtelling. De meeste emissieloze auto’s zullen ‘stekkerauto’s’ zijn die uitsluitend op stroom rijden. De verlaagde bijtelling geldt ook voor auto’s op waterstof of zonnecellen. Zonnecelauto’s moeten een loodvrij accupakket hebben en hun zonnecellen moeten minimaal 1 kilowatt piekvermogen kunnen leveren.
Voor 2021 was de bijtelling over de eerste € 40.000 van de catalogusprijs beperkt tot 12%. Daarboven werd het 22%.
Voor 2022 wordt dat 16% over de eerste € 35.000. Over het meerdere moet altijd 22% worden bijgeteld. Rijders van zonnecel of waterstofauto’s kunnen het lage tarief toepassen over de hele cataloguswaarde, zonder maximum.
Als Klaas in 2022 een elektrische auto gaat rijden van € 30.000, dan moet hij 16% daarvan bijtellen, ofwel € 4.800. Dat kost hem € 1.776, ofwel € 0,45 per privékilometer aan belasting. Veel minder dan voor zijn benzineauto, maar altijd nog aanzienlijk.
De korting op het bijtellingspercentage voor emissieloze auto’s wordt komende jaren lager. In 2023 en 2024 is het percentage nog 16%, in 2025 wordt het 17%. In 2026 moet het afgelopen zijn met de korting en wordt de bijtelling voor alle auto’s, ongeacht hun energievoorziening 22%.
De toekomstige percentages zijn nog niet zeker: de overheid heeft wel vaker afgeweken van een eerder vastgestelde jaarlijkse verhoging. Dat kan ook voor 2023 en latere jaren gebeuren. Voor degenen die maximaal willen profiteren van de tijdelijke verlaging is het van belang om de ontwikkelingen goed in de gaten te houden.
De verlaagde bijtelling blijft 60 maanden gelden, te rekenen vanaf de eerste maand na de maand waarin de auto voor het eerst op kenteken is gezet. Voor nieuwe auto’s levert dat geen problemen op. Voor gebruikte of geïmporteerde auto’s kan het minder duidelijk zijn. Het is daarbij van belang om na te gaan wanneer die eerste tenaamstelling precies is geweest. Na afloop van die 60 maanden gaat het bijtellingspercentage van dat jaar gelden.
Als Klaas op 15 februari 2022 zijn elektrische auto gaat gebruiken blijft het bijtellingspercentage van 16% nog 60 maanden gelden, gerekend vanaf 1 maart 2022. Per 1 maart 2027 vervalt de huidige tegemoetkoming en moet het percentage dat dan geldt worden aangehouden.
De kosten van het installeren van een laadpaal bij de woning van de werknemer kunnen door de werkgever belastingvrij worden vergoed. Dit heeft geen invloed op de bijtelling. Ook kan de verbruikte stroom worden vergoed. Werknemer en werkgever leggen vast dat werknemer de stroom tegen kostprijs doorlevert. Natuurlijk moet het stroomverbruik wel meetbaar zijn.
De laadpaal en de stroom voor een eigen auto van de werknemer kunnen niet belastingvrij worden vergoed. Deze bedragen worden geacht te zijn inbegrepen in de maximale belastingvrije kilometervergoeding van € 0,19.
Bij de aanschaf van of de keuze voor een andere zakelijke auto is het verstandig om vooraf goed in de gaten te houden wat de invloed van de fiscale regels is. De regels veranderen elk jaar en soms onverwacht. Berijders van een oudere auto waarvoor ooit een lager bijtellingspercentage gold kunnen daarover meepraten. Na afloop van hun 60 maanden werd hun bijtelling gesteld op het toen geldende percentage van 25%. De nieuw vastgestelde bijtelling blijft ook weer 60 maanden gelden. Dat bleek zelfs zo te zijn bij een verlaging van het algemene percentage zoals in 2017. Toen werd het algemene percentage verlaagd naar 22%, maar niet voor degenen die hun 60 maanden 25% nog moesten volmaken. De verlaging vanaf 2017 ging aan hun neus voorbij!
Voor auto’s die ouder zijn dan 15 jaar moet 35% worden bijgeteld. Niet over de catalogusprijs, maar over de dagwaarde Voor liefhebbers van oudere auto’s kan dat interessant zijn. Of deze regeling blijft bestaan is de vraag. Omdat oudere auto’s vervuilender kunnen zijn dan nieuwe is vanuit de Tweede Kamer aangedrongen op het schrappen van deze regeling.
Bent u een ondernemer en bent u van plan een auto van de zaak te verstrekken aan uw medewerker(s)? Dan adviseren wij u om contact met ons op te nemen zodat wij u verder kunnen informeren over de mogelijkheden.